DonarMuseum
« Terug naar verhalenoverzicht

Mijn herinneringen aan Donar (1951 – 1966)

Door Dolf van Teerns

In de kerstvakantie van 1950 vond in de Korenbeurs in Groningen de eerste basketbalwedstrijd plaats. Het was een demonstratiewedstrijd tussen een team van studenten van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) en een team van Chinese studenten uit Amsterdam. Het initiatief hiertoe was genomen door de heer W.P. (Wim) Struik, die behalve docent aan de ALO ook de sportleider van de ACLO was. Met een paar klasgenoten, waaronder Frans Krips, ging ik deze wedstrijd zien. En toen wij een enige weken later op een gymles zelf ons eerste partijtje mochten spelen kende het enthousiasme geen grenzen meer. Wij richtten op onze school (Praedinius Gymnasium) een basketbalclub op met als naam Sphaira, wat Grieks is voor bal. Begin februari vond in Huize De Beurs de oprichtingsvergadering van het district Groningen van de Nederlandse Basketball Bond plaats en wij sloten ons meteen aan. Onze gymleraar stelde ons een uur in de gymzaal ter beschikking en zorgde voor een trainer. Dat werd Teun Schipper, student van de ALO die aan de demonstratiewedstrijd had meegedaan.
In de maanden tot aan de zomervakantie organiseerde het district nog een halve competitie en wij waren het die tegen Pers(oneel) R(ijks) U(niversiteit) het spits mochten afbijten. Wij wonnen onze eerste wedstrijd met 12 – 0!
Basketbal werd in de eerste jaren vooral gepropageerd en beoefend als een sport die goed was voor de conditie. Vandaar dat veel handbal- en korfbalclubs e.d. gingen meedoen, daarnaast ook school- en studententeams. Ook Donar behoorde tot de verenigingen van het eerste uur.
De competitie werd gespeeld in de Korenbeurs. Afgezien van andere inconveniënten was het speelveld veel te klein. Met een zoneverdediging kon je gemakkelijk het gebied rond de basket afgrendelen en aangezien maar weinig spelers een goed afstandschot hadden was dit logischerwijs de meest aangewezen verdedigingsvorm. De voorkeur hiervoor (trouwens niet in Groningen alleen) heeft jarenlang een rem gezet op de verbetering van het spelpeil; voor de ontwikkeling van de spelers was man-to-man beter geweest. Korfballers waren vrijwel de enigen die met een redelijke mate van succes over een zone heen konden schieten en zij werden in de eerste jaren dan ook steevast kampioen van het district.

In de jaren die volgden haakten de conditiesporters allengs af en gingen degenen die het om de sport zelf te doen was de boventoon voeren. Dat waren met name de school- en studententeams. Sphaira was inmiddels opgegaan in de schoolvereniging Siegfried, dat elk jaar weer een belangrijke leverancier van spelers voor Donar werd. In het seizoen 1953-1954 werd Donar, ondanks een in de eindfase van de competitie verloren duel met Siegfried, kampioen van het district. Het team werd gevormd door de spelers Jan Berghuis, Sjoerd Castelein, Chin Ten Fung (met sexy zijden broekje), Klaas Deelstra, Peter Egyedi, Frans Krips en Freddie Marx.
Wie mocht hebben gedacht dat daarmee de gloriejaren van Donar waren aangebroken kwam bedrogen uit. Wel nam het aantal ballende leden toe en groeide het aantal teams voor de competitie uit van 1 naar 3. Echter de oudere spelers verdwenen en de jongere hadden niet het vermogen de zegereeks voort te zetten. Het enthousiasme nam af en er was sprake van een gebrek aan inzet.

Pas in 1956 kwam daar verandering in en dat had twee belangrijke oorzaken. In de eerste plaats was het aantal sportende studenten zodanig toegenomen dat het ACLO-gebouwtje aan de Deusinglaan ze lang niet allemaal meer kon herbergen. Besloten werd toen de zaalsporten volleybal en basketbal de deur uit te doen en onder te brengen in gemeentelijke gymlokalen. Dit betekende tevens dat Struik voor de training andere sportleiders moest aantrekken. Ik had dat jaar samen met drie anderen uit Groningen de bondsoefenmeesterscursus gevolgd en het diploma behaald en mij werd gevraagd de training van de studententeams van de ACLO voor mijn rekening te nemen. Zo’n aanbod kon ik (f.2,50 per uur, no cure no pay) natuurlijk niet laten lopen en zo werd ik ook trainer van Donar. We kregen voor Donar de beschikking over de gymzaal aan de Parklaan, wat wel een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van het ACLO-gebouwtje was maar nog altijd een te klein speelveld betekende. Maar een betere trainingsgelegenheid was er in die tijd niet.
De tweede oorzaak voor de ommekeer was de instroom van een aantal nieuwe spelers die bij hun schoolvereniging al de nodige beginselen hadden geleerd en een welkome versterking voor Donar bleken te zijn. En niet te vergeten de komst van onze eerste buitenlander: Otto Tànczos uit Hongarije.
Dit alles leidde ertoe dat Donar in het seizoen 1957-1958 voor de tweede maal kampioen van het district kon worden. Dit kampioensteam bestond uit de spelers Berthold Bakker, Wim Hofstee, Frans Krips (weer hij), Jan Mellema, Otto Tànczos, Dolf van Teerns en Rolf Wientjes.
Ik was dan wel trainer van Donar maar tevens speler, zodat we eigenlijk geen aparte coach voor onze wedstrijden hadden. Dat was een probleem. Omdat het niet lukte om een oud-Donarspeler voor die functie te interesseren moesten we het buiten Donar zoeken. We vonden Jules Huismans bereid om onze coach te worden en het kampioenschap was mede daaraan te danken.

Het kampioenschap bracht tevens mee dat we promoveerden naar de Landelijke Eerste Klasse. Dit was het hoogste niveau in den lande en bestond uit een afdeling A voor de noordelijke teams en een afdeling B voor het zuiden van het land. Wij speelden uiteraard in A samen met teams uit Amsterdam, Haarlem en Den Helder. Dat betekende dat we voor de uitwedstrijden steeds naar het westen moesten. Om de kosten enigszins te beperken speelden we zo mogelijk twee uitwedstrijden in één weekend. Toch vormden de kosten niet het grootste probleem. Het grootste probleem zat in het feit dat vaak niet alle spelers beschikbaar waren, zodat we niet op volle sterkte konden aantreden. Dat gold evenzeer voor de trainingen. Voor het trainen kregen we de beschikking over één van de nieuwe gymzalen van de gemeente aan de Van Ostadestraat, maar de maten waren nog steeds onvoldoende. Wegens uitstedigheid van enkele spelers kon er nooit met het voltallige team getraind worden. Ook een aantal extra trainingen van Joop Koper uit Amsterdam op zaterdagmiddagen in de Parklaan konden deze handicap niet goedmaken. Ook het coachprobleem was niet definitief opgelost. Voor het coachen vonden we enkele keren Jan Boersma, toentertijd een bekende volleybaltrainer, bereid. Het mag dan ook niet verbazen dat we niet veel in te brengen hadden.
Het beste zijn mij uit die tijd de uitwedstrijden in Den Helder bijgebleven. Op zaterdagavond moesten we tegen HVA (of zo iets), op de zondagavond erna tegen Zeemacht. De eerste wedstrijd ging verloren. De zondag brachten we door in één of ander café waar we de tijd doodden met kaarten. De hele dag stond de radio aan met de toenmalige tophit Bird dog. Dat bracht ons in een ontzettend melige stemming en toen 's avonds de wedstrijd gespeeld werd riepen we telkens als een speler van ons scoorde: He's a bird, en als de tegenstander scoorde: He's a dog. Er was in die wedstrijd een spelmoment dat ik nooit zal vergeten. We zijn in de aanval en iemand van ons lost een afstandschot. Hij mist. Links van de basket staat Wim Hofstee klaar voor de rebound, rechts Hans Beekhuis. Wim krijgt de bal en speelt die over de ring heen via het bord naar Hans. Hans op dezelfde wijze terug naar Wim. Dat spelletje herhaalden ze nog een paar keer tot de tegenstander er tussen kwam. Er klonk een luid applaus op vanaf de tribune. Ik dacht eerst nog: wat knap van die jongens om het publiek zo in spanning te houden, maar begreep al snel dat het applaus anders bedoeld was. Ook deze wedstrijd werd verloren en dat noodzaakte tot een beslissingswedstrijd in Amsterdam om te bepalen wie er moest degraderen. Wij dus. Toch had onze deelname aan de Landelijke Klasse voor een belangrijke impuls voor het Groninger basketbal gezorgd.
Het jaar erna speelden we in het district nog wel een rol van betekenis, maar streden niet meer om promotie. Gezien de toekomstperspectieven zagen we ervan af om de daarvoor vereiste beslissingswedstrijden te spelen.

De geschiedenis herhaalde zich. Wederom trad de oude garde terug en werd begonnen aan de opbouw van een nieuw eerste team. Ook zelf stopte ik met spelen bij Donar en ging nu naast het trainen Donar I ook coachen.
In 1960 verhuisde de competitie van de Korenbeurs naar het gebouw van de Groenteveiling aan de Peizerweg. De accommodatie daar was ook niet om over naar huis te schrijven, of eigenlijk juist wel! Je moest er tussen de spruitjes en boerenkool door laveren en zorgen dat je op de been bleef op de stenen vloer, die vaak glad was door de natte modder die uit de groentekistjes was gevallen. In de winter poogden een paar heteluchtkanonnen tevergeefs de temperatuur wat op te vijzelen, wat de spelers noodzaakte om hun trainingsbroeken aan te houden en de scheidsrechters om te fluiten met een wollen sjaal om de nek. Het grote voordeel was echter dat er 2 speelvelden met de officiële lengte en breedte uitgezet konden worden.
Een geweldige stimulans voor ons was dat aan de ACLO voor basketbal de nieuwe sportzaal van het Heijmans Lyceum aan het Schuitendiep werd toegewezen, waarmee we eindelijk een trainingsgelegenheid met een speelveld van voldoende afmetingen kregen. Hier maakten we grif gebruik van en legden ons vooral toe op de fast break. We oefenden hoe de banen moesten worden gelopen in een 2-tegen-1 en in een 3-tegen-2 situatie, en verder hoe we razendsnel over konden schakelen van verdediging naar aanval. Zodoende werd onze fast break een succesvol en bij alle tegenstanders gevreesd wapen.
Voor de set-up aanval hadden we een 1-3-1 opstelling met 1 man op de kop van de bucket, 3 op één lijn ter hoogte van de vrijeworplijn en 1 op de pivotplaats. De bedoeling hiervan was onder meer de man op de kop van de bucket een goede schietkans te geven met een screen van de man op de vrijeworpplaats. Omdat Eric van Utteren onze beste afstandschutter was en hij spelersnummer 23 had (evenals later Michael Jordan!) noemden we dit systeem 23.
Voor mij waren dit de mooiste jaren die ik als trainer heb meegemaakt en ik denk hier nog steeds met veel voldoening aan terug.
In die periode verscheen ook Karel Bakker ten tonele. Van huis uit was hij een hockeyer, maar speelde ook korte tijd bij Donar II. Weldra ontpopte hij zich als grote animator van Donar I. Regelmatig kwam hij bij mij thuis om de tactiek voor de komende wedstrijd te bespreken.
We hadden in die jaren een fijne ploeg met jongens die serieus wilden ballen en er veel lol in hadden. De teamgeest was uitstekend. Ik weet niet meer of we in die tijd ook kampioen werden (moet haast wel) maar het staat vast dat toen de basis is gelegd voor de successen van Donar in de jaren daarna. Op een foto uit 1965 staan de volgende spelers: Jeroen Bordewijk, Ger Geerlings, Gerard Muntinga, Frits Jansens, Eric van Utteren, Reinier Hazewinkel, Joost Smid, Albert Mantingh, en verder Karel Bakker en ikzelf. Ik vraag me alleen af waarom Jan Plaggemars er niet op staat, hij hoorde er wel bij.

Tot aan het einde van het seizoen 1965 – 1966 bleef ik trainer/coach van Donar en sportleider bij de ACLO. Op aanraden van Karel Bakker hield ik er toen mee op om eindelijk eens mijn studie af te maken. Door het eerste team van Donar werd mij op 19 maart 1966 op Mutua Fides een afscheidsetentje aangeboden. De menukaart was geknipt in de vorm van een bucket. Het menu luidde:
Lay in soup, Champion Hors d’Oeuvre, Jump Hock 1962, Drive in Ice cream, met tot slot het advies “Don’t let it break out”.

Mijn laatste seizoen als competitiespeler beleefde ik bij T.R.O.L., wat stond voor Team van Redelijk Ouwe Lullen en dat geheel gevormd werd door oud-Donarspelers. Dit team had helaas maar een kort bestaan en ging in 1968 ter ziele. Frits Jansens plaatste in oktober de volgende overlijdensadvertentie in het Nieuwsblad van het Noorden:
Tot ons grote leedwezen moeten wij melding maken van het toch nog plotselinge verscheiden van T.R.O.L.
Groningen:
Dolf ( v of a )
Jan ( ra of c )
Eric ( rv )
Koos ( a of v )
Joost ( a )
Klaas ( ? )
Onno (v )
Frits (v )

Paterswolde: Otto (v of a)
Yde: Wim (c of la)
Curaçao: Karel ( n )

“Per Trollibus ad astra”.

Naschrift

Mijn herinneringen aan het begin van basketball in Groningen blijken achteraf niet in alle opzichten te kloppen. Ter wille van de historische juistheid nog het volgende.

De afdeling Groningen van de Nederlandse Basketball Bond werd op 20 januari 1951 opgericht. De oprichtingsvergadering vond plaats op het bureau van de Gemeentelijke Commissie voor de Lichamelijke Opvoeding, dat toen gevestigd was aan het Prinsenhof.

De vergadering van begin februari 1951, welke ik abusievelijk de oprichtingsvergadering heb genoemd en over de locatie waarvan ik met Frans Krips van mening verschil, moet de bijeenkomst zijn geweest waar verenigingen zich als lid van de NBB konden opgeven en zich voor deelname aan de competitie konden aanmelden.

Op zaterdag 3 februari was er een demonstratiewedstrijd in de Korenbeurs tussen een Groninger team (studenten ALO) en een team van Chinese studenten uit Amsterdam. Uitslag 21-37.

De eerste competitiewedstrijden werden gespeeld op vrijdag 9 februari 1951.

De eerste maal dat Donar in de krant werd vermeld was op 3 maart 1951. Wedstrijd tegen Albertus Magnus. Het Nieuwsblad van het Noorden schreef: “Bij de studenten was het verschil wel wat te groot. Donar speelde een snelle partij, terwijl haar tegenstanders de bal te lang bij zich hielden, waardoor Donar zich in de verdediging gemakkelijk kon herstellen en met 21-7 wist te zegevieren.”